Bestuurlijke lus
Als de bestuursrechter een gebrek in een overheidsbesluit constateert dat naar zijn aard te herstellen is kan hij het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen om dit gebrek te herstellen of te laten herstellen binnen een door hem gestelde termijn (8:51a lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Het bestuursorgaan dient de bestuursrechter op grond van artikel 8:51b lid 1 Awb zo spoedig mogelijk mede te delen of het van de mogelijkheid tot herstel gebruik wenst te maken.
Het gebrek wordt in de tussenuitspraak nader geduid. De bestuursrechter geeft in de tussenuitspraak zo veel mogelijk aan op welke wijze het gebrek kan worden hersteld (artikel 8:80a lid 2 Awb). In de tussenuitspraak kan de rechter daarnaast definitief beslissen op andere onderdelen van het beroep, dit bevordert de finaliteit en geeft partijen vast duidelijkheid over andere beroepsgronden.
De wijze waarop een gebrekkig besluit kan worden hersteld hangt af van het geconstateerde gebrek. Er kan een nieuw besluit worden genomen, met een verbeterde motivering eventueel op basis van aanvullend onderzoek. Zo’n besluit maakt voor de mogelijkheid van beroep onderdeel uit van de procedure (artikel 6:19 Awb). Ook is herstel mogelijk door het indienen van een nader schriftelijk stuk (onderzoeksrapport, taxatierapport en aanvullend verweer).
Na indiening van het nadere stuk bij de bestuursrechter krijgen partijen vier weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen over de wijze van herstel van het gebrek (artikel 8:51b lid 3 Awb). Vervolgens bepaalt de rechter hoe de procedure zal worden hervat. Afhankelijk van de aard van het gebrek en het herstelbesluit kan een zitting worden ingepland. Is het beroep echter al eens ter zitting behandeld, dan kan gelet op artikel 8:57 Awb een nieuwe zitting achterwege blijven en kan einduitspraak worden gedaan.