Goedkeuring van afwijkende bedingen
Voor de huur en verhuur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW bevatten de artikelen 7:290 t/m 7:310 BW uitvoerige bepalingen waarvan in beginsel niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken. Soms hebben zowel verhuurder als huurder er echter belang bij om van deze bepalingen af te wijken en wensen zij daarover contractuele bedingen op te nemen in de te sluiten huurovereenkomst. Dergelijke bedingen kunnen – hoe zeer partijen het daarover ook eens waren bij het sluiten van de huurovereenkomst – door de huurder worden vernietigd op de grond dat zij een ontoelaatbare afwijking van de genoemde bepalingen inhouden. Indien de huurder belang heeft bij het beding, mag hij zich er overigens ook gewoon op beroepen. De verhuurder is zonder meer aan het beding gebonden; hij kan zich er niet op beroepen dat er ten nadele van de huurder is afgeweken van de wettelijke regeling.
Om te voorkomen dat de huurder de vernietiging van het afwijkende beding inroept, kunnen partijen op grond van artikel 7:291 BW rechterlijke goedkeuring van de gewenste bedingen verzoeken. Verleent de rechter deze goedkeuring, dan kan de huurder na het sluiten van de huurovereenkomst geen vernietiging van de betreffende bedingen meer verlangen.
De goedkeuring van een afwijkend beding moet worden verzocht bij verzoekschrift. Het beding kan door de rechter alleen worden goedgekeurd indien het beding de rechten die de huurder aan de wettelijke regeling ontleent niet wezenlijk aantast of de maatschappelijke positie van de huurder in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is dat de huurder de wettelijke bescherming in redelijkheid niet nodig heeft.