Overheid
info@vangoud.nl
026 - 443 50 20
Vastgoed
info@vangoud.nl | 026 - 443 50 20

AANVANGSTIJDSTIP TERMIJN TIJDELIJK PLANOLOGISCH STRIJDIG GEBRUIK

29 March 2018

Inleiding

In een recente uitspraak van 28 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1063) wordt nader verduidelijkt wanneer de termijn voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik een aanvang neemt. Die termijn is relevant, omdat op grond van de wet maximaal een tijdelijke afwijking van 10 jaar is toegestaan.

Feiten en omstandigheden

De Stichting Circuit Scheiweg uit Volkel heeft bij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk gebruiken van een agrarisch perceel ten behoeve van een motorcrossterrein. Burgemeester en wethouders van Uden hebben afwijzend beslist op deze aanvraag.

Voornaamste reden voor de weigering was dat het college zich niet bevoegd achtte om door middel van een omgevingsvergunning voor een zogenaamd ‘kruimelgeval’ op de aanvraag te beslissen. Het perceel is al sinds de jaren ’90 zonder de daarvoor noodzakelijke toestemmingen gebruikt voor motorcrossactiviteiten. De termijn van ten hoogste tien jaar als bedoeld in artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor was volgens het college dus al geruime tijd overschreden.

De rechtbank Oost-Brabant laat het weigeringsbesluit in eerste aanleg in stand. Volgens de rechtbank was het college inderdaad niet bevoegd om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen.

Hogerberoepsgronden

De Stichting is het met het oordeel van de rechtbank niet eens en stelt daartegen hoger beroep in.
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak betoogt de Stichting dat de 10-jaarstermijn aanvangt bij de eerste verlening van een tijdelijke vergunning voor het strijdige gebruik en niet, zoals de rechtbank heeft overwogen, vanaf de datum waarop de met het bestemmingsplan strijdige bouw of het daarmee strijdige gebruik een aanvang neemt.

Oordeel Afdeling en belangrijke overwegingen voor de praktijk

Het hoger beroep van de Stichting slaagt. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank.
Onder verwijzing naar eerdere uitspraken van 16 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2212) en 27 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3566), oordeelt de Afdeling dat de termijn van tien jaar aanvangt bij de eerste verlening van een tijdelijke vergunning voor het strijdige gebruik. De tekst van artikel 4, aanhef en elfde lid, van bijlage II van het Bor, noch de toelichting bij het elfde lid, biedt een aanknopingspunten voor het oordeel dat, indien het strijdige gebruik reeds illegaal bestaat voorafgaand aan de eerste verlening van een tijdelijke vergunning, de termijn van tien jaar is aangevangen op het moment waarop het strijdige gebruik feitelijk is begonnen.

In een situatie als deze is dus niet van belang wanneer het illegale gebruik is aangevangen. Vast staat namelijk dat nimmer een omgevingsvergunning verleend voor het strijdige gebruik dat al vanaf de jaren ’90 plaatsvond, zodat er tot op heden nog niet eerder een 10-jaarstermijn een aanvang heeft genomen. De conclusie is dan ook dat het college terdege bevoegd is om een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik te verlenen.

Het college heeft de Afdeling tot slot nog verzocht om de rechtsgevolgen van het weigeringsbesluit in stand te laten. Daartoe heeft het kort voor de zitting een brief toegezonden waarin uiteen is gezet dat áls het college al bevoegd zou zijn de vergunning te verlenen, men daartoe niet bereid is. De Stichting acht de brief in strijd met de goede procesorde omdat men daar niet meer op heeft kunnen reageren. De Afdeling gaat daarin mee en oordeelt dat niet valt in te zien waarom deze brief niet eerder kon worden toegezonden. Reeds daarom bestaat geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.

Het college moet dus opnieuw op de aanvraag van de Stichting beslissen. Bij de beoordeling of het een tijdelijke vergunning wil verlenen, moet ook het reeds plaatsgevonden hebbende illegale gebruik en de vast te stellen duur ervan worden meegewogen.

De uitspraak bevat twee lessen voor de praktijk.
De eerste is dat voor de vraag of een omgevingsvergunning voor tijdelijk planologisch gebruik kan worden verleend een eventueel eerder aangevangen illegaal gebruik geen rol speelt. Er dient door het bevoegd gezag slechts te worden gekeken of er eerder een omgevingsvergunning is verleend voor dezelfde activiteit.

De tweede les is dat wanneer je hangende de procedure alsnog onderkent dat er ten onrechte is geweigerd c.q. ten onrechte is aangenomen dat je onbevoegd bent, het verstandig is om zo spoedig mogelijk alsnog een motivering op papier te zetten. Indien een dergelijke motivering pas 10 dagen voor de zitting op papier wordt gezet, terwijl aannemelijk is dat dit veel eerder kon, bestaat het risico dat de Afdeling de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand zal laten en een kale vernietiging zal uitspreken.

Mocht u vragen hebben naar aanleiding van dit blog, neem dan gerust contact met mij op.