Overheid
info@vangoud.nl
026 - 443 50 20
Vastgoed
info@vangoud.nl | 026 - 443 50 20

GEEN LEGES VOOR AANVRAAG HERZIENING BESTEMMINGSPLAN

28 March 2018

Inleiding: leges

Gemeenten heffen leges voor allerlei dienstverlening aan haar burgers. Bekend zijn de leges die worden geheven voor het verstrekken van identiteitsdocumenten, verklaringen omtrent gedrag en parkeervergunningen, en voor de voltrekking van een huwelijk. In het omgevingsrecht worden leges gevraagd voor het in behandeling nemen van aanvragen voor een omgevingsvergunning of vaststelling van een bestemmingsplan. Dus toen de heer X verzocht om wijziging van het verouderde bestemmingsplan (uit 1977!) voor zijn woning, heeft de heffingsambtenaar van Nijmegen daarvoor leges in rekening gebracht ter hoogte van € 15.866,21. Het gaat dus om serieuze bedragen. In een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:1459) stond ter discussie of deze leges wel mochten worden geheven.

De wettelijke grondslag voor heffing van leges is artikel 229 lid 1 van de Gemeentewet. Daarin is bepaald dat “rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten”. Eerder heeft de Hoge Raad bepaald dat sprake is van dergelijke “diensten” indien de werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105). Artikel 3.1 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat géén leges meer mogen worden geheven voor “diensten die verband houden met het bestemmingsplan” als dat bestemmingsplan ouder is dan tien jaar. Daarmee wordt een gemeente aangespoord haar bestemmingsplannen iedere tien jaar te actualiseren.

Dienst die verband houdt met bestemmingsplan?

Het eerste, voor de hand liggende argument van de heer X was dat het bestemmingsplan al bijna veertig jaar oud was, zodat geen leges meer mochten worden geheven gelet op het hiervoor genoemde artikel 3.1 lid 4 van de Wro. De heffingsambtenaar vond echter dat vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, geen verband houdt met het bestaande bestemmingsplan. Zowel de Rechtbank Gelderland als het Hof, dat de overwegingen van de rechtbank op dit punt tot de zijne maakte, dachten daar anders over:

“Om vast te stellen of zo’n postzegelbestemmingswijziging voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, toetst de gemeente een dergelijk verzoek net zo zeer aan het bestaande bestemmingsplan en samenhangende planologische kader, als in het geval van een reguliere vergunningsaanvraag. De rechtbank is daarom van oordeel dat in het onderhavige geval wel degelijk sprake is van een dienst die verband houdt met het bestemmingsplan. De legessanctie van artikel 3.1., vierde lid, van de Wro is derhalve van toepassing.”

Aanvraag bestemmingsplan “individualiseerbaar belang”?

Los van het voorgaande heeft het Hof ook geoordeeld dat om een andere reden geen leges mochten worden geheven. Dat mag zoals gezegd namelijk alleen bij “werkzaamheden die rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang”. Het Hof oordeelt dat een bestemmingplan vooral het publieke belang, en niet in overwegende mate het individuele belang dient. Oók niet als het gaat om een zo genaamd ‘postzegelplan’ dat op verzoek van een belanghebbende voor slechts zijn eigen perceel wordt vastgesteld:

“Naar ’s Hofs oordeel gaat het bij het vaststellen van de bestemming van gronden in een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, van de Wro, rechtstreeks en vooral om het dienen van het publieke belang. Het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan wordt uitgevoerd met het oog op de publieke taakuitoefening van de gemeente en houdt niet rechtstreeks en in overheersende mate verband met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Bij het in behandeling nemen van een aanvraag tot het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan is derhalve niet, ook niet gedeeltelijk, sprake van een rechtstreeks aan de aanvrager verrichte dienst waarvoor op grond van artikel 229, lid 1, aanhef en letter b, van de Gemeentewet rechten kunnen worden geheven (vgl. HR 11 juni 1997, nr. 31253, ECLI:NL:HR:1997:AA2174).”

Conclusie

Tot op heden is het voor gemeenten gebruikelijk leges te heffen voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de wijziging of herziening van een bestemmingsplan. De daarvoor geldende bedragen zijn niet mis. Het is kan nu financieel aantrekkelijker zijn een bestemmingsplanherziening aan te vragen dan een (uitgebreide) omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Daarbij geldt wel dat dit “maar” het Hof is: de Hoge Raad zal uiteindelijk het finale oordeel moeten geven.